De voorwerken in de Grebbelinie werden ten tijde van de Bataafse Republiek aangelegd, maar het voorwerk op de Roffelaarskade vormde de enige uitzondering. Het gebied rond de oude keerkade (1745) was dermate kwetsbaar dat men plannen maakte om er lunetten aan te leggen. De kwetsbaarheid had te maken met de beperkte mogelijkheden tot inundatie; er bleven flinke terreinstroken droog. Daarom werd het Voorwerk op de Roffelaarskade al in 1793 gerealiseerd. Niet alleen de kade, maar ook het gebied aan weerszijden kon hiermee enigszins worden beheerst.

Vroege Voorpost

Niet alleen het jaartal verschilt van de voorwerken bij de Engelaar, Coelhorst en Asschat. Ook de vorm van het voorwerk in de gemeente Woudenberg wijkt af. Voor de voorposten bij Asschat, Coelhorst en Engelaar uit 1799 werd slechts één tekening gemaakt. Met die tekeningen en aanwijzingen moesten drie min of meer gelijke verdedigingswerken worden gemaakt door de aannemers, in de vorm van een hoornwerk. Het Werk aan de Roffelaar bestaat echter uit drie kleine werkjes die elkaar dekten.

Twee halve lunetten werden links en rechts van de kade gepositioneerd. Ze bestonden uit aarden wallen met banketten voor infanterie. Vanachter beschermende borstweringen konden ze eventuele aanvallers beschieten met musketten. De lunetten werden gedekt door natte grachten. Deze zijn nog grotendeels aanwezig, terwijl de vorm van de oude lunetten helaas nauwelijks herkenbaar meer is. Dwars op de kade moest een een gebogen liniewal de doorgang beletten. Deze liniewal bestond ook uit een borstwering met daarachter ruimte voor geschut.

Halverwege de 19e eeuw werd deze liniewal al doorsneden (coupure), momenteel is deze wal helemaal niet meer herkenbaar. Waar nu een bescheiden en vooral dichtgegroeid pad het werk doorsnijdt, was voorheen een bredere doorgang. De grachten boden de voorpost extra bescherming. De waterpartijen zullen de onwetende wandelaar niet direct aan een vestingwerk doen denken.

Toch lagen hier in mei 1940 vele tientallen militairen in loopgraven te wachten op een Duitse aanval. In de noordelijke lunet zat 2e Luitenant Jassies en in de zuidelijke lunet mocht 1e luitenant Appel leiding geven. Het geheel op de Roffelaarskade stond onder bevel van kapitein Honijck. Zijn commandopost lag tussen het voorwerk en het pad dat liep richting boerderij Nattegat. De kapitein had 270 man tot zijn beschikking voor de verdediging van de Voorposten bij de Roffelaarskade. Aangezien het Duitse leger hiervan op de hoogte was, werd de kade gemeden door Duitse patrouilles en raakten de militairen in het voorwerk niet in gevecht. Wel werd er door de sectie zware mitrailleurs een Heinkel neergehaald. Kapitein Honijck beschreef zijn ervaringen in “U-48” Mobilisatie- en Oorlogservaringen der Voorposten 21 R.I. 1939-1940. Dit boekje werd recent in kleine oplage (enige tientallen) herdrukt.

Tegenwoordig is het verdedigingswerk vooral een prachtig natuurgebiedje, waar met name de ijsvogel graag te gast is. Tussen al het blauw en groen zijn echter nog diverse militaire elementjes te vinden, zoals een aantal grenspalen van het ministerie van Oorlog.