De eerste ideeën rond een verdedigingswal in de Gelderse Vallei stammen uit de Tachtigjarige Oorlog. Tijdens het beleg rond Den Bosch in 1629 probeerden Keizerlijke troepen het Staatse leger weg te lokken door plunderend over de Veluwe te trekken. Het bedreigde Amersfoort vroeg tevergeefs om hulp. Men had maar een begravinge of liniewal moeten aanleggen om vijandelijke legers te weren.

De plannen waren er wel geweest. Men had in 1589 al voorgesteld om de Woudenbergse Grift dieper te maken en de vrijgekomen grond achter het water te gebruiken als landweer. Het moest een lange aarden wal worden, versterkt met ondoordringbaar struikgewas. Van die geplande verdedigingslinie kwam echter alleen de schans bij Woudenberg gereed. In 1629 werden tevens versterkingen aangelegd bij de Roode haan en aan de Grebbe, maar de bezettingen van de schansen poetsten de plaat voor de vijand de werken bereikt had, met noodlottige gevolgen voor Amersfoort.

Schansen in de Gelderse Vallei

Voor er sprake was van de ‘huidige’ Grebbelinie, waren er dus al plannen voor een tracé in de Gelderse Vallei. Uit een rapport uit de periode 1582-1590 blijkt, dat men wilde overgaan tot de aanleg van vijf schansen tussen Rhenen en Amersfoort. Deze verdedigingswerken moesten de belangrijkste toegangswegen door de moerassige Vallei afsluiten. Men dacht aan schansen bij de Grebbe, de Roode Haan, Woudenberg (2) en Amersfoort.

Rampjaar1672Toen men in 1672 (het rampjaar) vertrouwde op de IJssellinie, bleek deze ook niet te voldoen. Het aantal doorwaadbare plaatsen was te groot om doeltreffend te verdedigen met ons kleine leger. Uiteindelijk werden de Franse troepen tot staan gebracht door de (oude) Hollandse Waterlinie, hetgeen de kracht van een inundatiestelling bevestigde. Tegelijkertijd bleek de kwetsbare factor; de tijd die nodig was voor inundaties(onderwaterzettingen). Er was dringend behoefte aan een voorverdediging, die Holland de gelegenheid bood deze te stellen.