Aan de voet van de Heimenberg ligt het meest imposante hoornwerk van de Grebbelinie. De verdedigingswerken aan de Grebbe boden in de achttiende eeuw ruimte aan meer dan 1000 infanteristen. Daar moest men samen met 150 artilleristen, een tiental ruiters en bijna 40 kanonnen de Grebbedijk afsluiten ten tijde van oorlog. Voor inkwartiering was men o.a. aangewezen op de huizen in het buurtschap De Grebbe. De positie was van groot belang vanwege de inundatiesluis waarmee water uit de Neder-Rijn kon worden ingelaten.
Hoornwerk, tenaille en enveloppe
Het hoornwerk bestond uit twee halve bastions, verbonden door een aarden wal, de courtine. Hiervan resteerde in 2014 nog het enigszins verzakte buitendijkse bastion en een kleine stukje wal van het binnendijkse bastion. Natte grachten beschermden deze bastions, terwijl er voor de hoofdwal een extra werk werd aangelegd, een tenaille. Hier bouwde men tevens een kruitmagazijn. Om deze verdedigingswerken kwam een zogenaamde enveloppe die het hoornwerk omsloot. Vanuit de enveloppe konden eventueel tegenaanvallen worden uitgevoerd. In 1793-1799 kreeg het werk haar min of meer definitieve vorm. In de keel van het tweede bastion werd een haventje aangelegd en het terreplein van het eerste bastion werd verhoogd. Achter de beschermende wallen bouwde men loodsen voor affuiten, palissaden en schotbalken. Een logeerloods voor 200 man en twee wachthuizen completeerden de bebouwing in het hoornwerk.
Meidagen
Tijdens de meidagen van 1940 speelden de sluis en de berg een belangrijke rol. De berg werd verdedigd door het 8e Regiment infanterie. De hoofdweerstandslijn begon aan de voet van de berg en liep achter het riviertje de Grebbe naar het noorden. Het hoornwerk was versterkt met enkele kazematten van het type ‘stekelvarken’ voor lichte mitrailleur. Pantserwagens en vechtwagens(tanks) konden worden gestuit met pantserafweergeschut, dat stond opgesteld in kanonkazematten, die al waren gebouwd in 1936. De weg door het hoornwerk werd tenslotte afgesloten met een bijzondere kabelversperring.
Voor de Duitse aanval op het meest zuidelijk deel van de Grebbelinie waren 25.000 man beschikbaar, waarvan een groot deel in reserve werd gehouden. Nadat de voorposten waren veroverd op 11 mei, kwam het hoornwerk in de eerste lijn te liggen. Duitse patrouilles die de frontlijn gedurende de nacht probeerden te naderen, werden vanuit alle beschikbare posities beschoten. De volgende morgen kwam het hoornwerk urenlang onder artillerievuur te liggen. Aan het begin van de middag merkten de verdedigers dat er geen granaten meer explodeerden boven en in de stelling. Kort daarop stormde de SS Standarte Der Führer over en langs de verkeersweg richting de sluis, die onvoldoende was vernield om een serieuze hindernis te vormen voor infanterie. Anderhalf uur later moesten de laatste verdedigers zich overgeven. Zestien verdedigers sneuvelden in het hoornwerk.
Na de oorlog werd de sluis vervangen (1980) door een duiker en al eerder werd een deel van het hoornwerk afgegraven in de periode dat de verkeersweg werd verhoogd en verbreed. Er liggen uitgewerkte plannen om het hoornwerk te herstellen en weer beleefbaar te maken.