De Grebbelinie

1. DE KLOMP EN RENSWOUDE ONDER VUUR. zondag 12 mei(1e Pinksterdag)
In de vroege morgen van de 12e mei opende het Duitse leger de aanval bij De Klomp met een artilleriebeschieting. Al spoedig vallen ook hier de telefoonverbindingen uit. Op de daarop volgende aanval werd 4 uur stand gehouden, tot de verdedigers begonnen terug te trekken. Belangrijke papieren en kaarten werden verbrand, deze mochten niet in handen van de vijand vallen.

De terugtocht werd gedekt door de Nederlandse artillerie, die opgesteld was bij Prattenburg. Het I-4 R.A. begon over Veenendaal heen te schieten, op de naderende vijand(368e R.I. van de 207e Divisie). Een van de drie secties koos echter een verkeerde vluchtroute en liep in de armen van de vijand bij Renswoude. Terwijl deze soldaten ontwapend werden, kwamen ze onder vuur te liggen en wist een aantal te ontsnappen. Een deel van de wapens werd later teruggevonden door een Nederlandse patrouille. Ondertussen maakte de Duitse aanvaller bij De Klomp geen gebruik van de gelegenheid de verlaten stellingen in te nemen. Zij hadden namelijk precies op het zelfde moment het bevel gekregen ook terug te trekken, vanwege hoge verliezen, waaronder een bataljonscommandant. Met de Nederlandse terugtocht werd die dag al geen rekening meer gehouden. Generaal Van Voorst tot Voorst had inderdaad bevel gegeven tot standhouden; “Ieder sneuvelt ter plaatse”. Toen de gevluchte Nederlanders in de hoofdweerstandstrook aankwamen, werden ze dan ook onmiddellijk naar hun stellingen in de voorpostenlijn teruggestuurd. Vierhonderd man met een stuk pantserafweergeschut gingen 10.15 u. weer naar voren, voor een keer met vliegtuigsteun. Eenvoudig was de tocht naar de voorposten niet, vooral door geweervuur van eigen troepen. Maar toen de soldaten zich schrap zetten voor een confrontatie met de vijand, merkten ze tot hun opluchting, dat de vijand de voorposten niet had bezet. Nu pas beseften zij, dat Kolonel von Oesterreich zijn 368e R.I. had laten terugtrekken! Het moreel van de Nederlandse soldaten steeg hierdoor.

2. VOORPOSTEN: GEEN WEG TERUG. zondag 12 mei
Toen de voorposten bij Ederveen en de Klomp rond 11.00 u. weer waren ingenomen, kon men de balans van de aanval opmaken. Drie Nederlanders waren gesneuveld, 104 krijgsgevangen gemaakt en zo’n 80 soldaten waren (ernstig) gewond. Drie zware en zeven lichte mitrailleurs waren vernietigd of verloren. De telefoonverbindingen waren vernield, maar konden spoedig weer worden hersteld. De verdedigers van de voorposten zaten daar nu vast. Van een terugtocht kon geen sprake meer zijn, het was domweg verboden. Als ze toch zouden vluchten, zouden ze mogelijk door eigen troepen worden beschoten.

Om de Nederlandse soldaten in de hoofdweerstandstrook zover te krijgen, dat ze op hun landgenoten zouden schieten, werden er legerberichten verspreid. De gevolgen daarvan werden ook ondervonden door andere soldaten. Zo werd een ordonnans, die over de Schalmdijk naar de Batterij wilde, beschoten door eigen troepen. Een binnengekomen bericht in het Fort aan de Buursteeg meldde namelijk: “Duitse soldaten in Nederlands uniform met witte vlag neerschieten!”. De ordonnans moest vervolgens aan een Nederlandse patrouille verzoeken, om de bezetting van het fort te overtuigen, het vuren te staken. Bij de driesprong/Het Pakhuis vond een Nederlandse patrouille voorts 5 gesneuvelde Duitsers. Zij waren in een mijnenveld terecht gekomen.

S3k bij De Spees. (Stekelvarken met klimkoker)

De verlenging van de Grebbelinie in de Neder-Betuwe was relatief goed beschermd door inundaties. In het noordelijke deel bij De Spees ontbraken inundaties echter. Bovendien waren de rivierdijken accessen, waarover de vijand kon naderen. Hier was de Nederlandse verdediging op ingericht toen de Duitse troepen op 12 mei tot de aanval over gingen. In het noorden lagen bij Opheusden voorposten. De bezetting moest een artilleriebeschieting en een infanterieaanval doorstaan, die duurde van 07.30 tot 17.30. Alle aanvallen werden afgeslagen door infanterie met mitrailleurs en pantserafweergeschut. In het zuiden deed het Duitse leger een sterke aanval bij De Tempel(een gehucht boven Druten). De aanval begon rond 05.00 uur en ging door tot en met de nacht op 13 mei.

3. ACTIES VOOR DE LINIE BIJ AMERSFOORT. zondag 12 mei
Het noorden van de Grebbelinie, verdedigd door het IVe Legerkorps, was tot 12 mei nog nauwelijks bij gevechtshandelingen betrokken geweest. De 227e Divisie, die het gebied rond Amersfoort moest nemen en door de linie breken, lag ’s morgens bij Barneveld. Ze hadden bij de IJssel ernstige vertraging opgelopen. Drie Nederlandse eskadrons Huzaren deden verkenningen voor de linie, richting Barneveld. Geconfronteerd met de vijand, gingen ze alle tot de aanval over.

Eén eskadron overviel de SS “Adolf Hitler” bij Voorthuizen. Na deze bliksemactie trokken de Huzaren zich snel terug. Een deel van hen werd gevangen genomen. Bij Nijkerk waren Duitse Marine-troepen bezig met het verzamelen van schepen, om via het IJsselmeer de linie in de rug aan te vallen. Een Nederlandse aanval hierop mislukte. Slechts een deel van de Huzaren kon, per vissersboot, ontsnappen.

Versperring Stoutenburg

Het 366e Regimentsbataljon bij Barneveld werd wel ver teruggedrongen door een eskadron Huzaren. Duitse pantserwagens en infanterie werden verjaagd. Uiteindelijk kwam hier pas een eind aan toen het piepkleine legertje omsingeld was. In verdedigend opzicht moest men in de noordelijke Grebbelinie nu ook van zich af bijten. Bij Stoutenburg bevond zich een smalle inundatie, die versterkt was met 2 secties infanterie(3 mitrailleurs) en een batterij veldgeschut, alles bij elkaar zo’n 150 man. Tegenover hen lagen zo’n 700 Duitsers, die er niet in slaagden door te breken, ook niet toen ze gebruik maakten van mortieren. Deze werden namelijk door het veldgeschut uitgeschakeld. Vervolgens werd de vijand uit boerderijen verjaagd.

Bij Asschat en Mussendorp lag tevens een zelfstandig voorpostendetachement, dat de accessen tussen de smalle inundaties beheerste. De compagnie wist ook 700 Duitsers tegen te houden, al was er een speciale groep vrijwilligers nodig om de gevaarlijkste tegenstanders uit de Asschattermolen te verdrijven.

De Grebbeberg

1. DOORBRAAK IN DE FRONTLIJN. zondag 12 mei
Het zwaartepunt van de gevechten kwam deze dag te liggen in de Grebbelinie, bij de Grebbeberg. Het voorterrein van de Grebbeberg kwam onder hevig vuur te liggen. De daar gelegen soldaten hadden vanwege de spanning weinig geslapen. Ze spoedden zich naar hun schuilplaatsen. Woonhuizen rond de Grebbeberg veranderden in ruïnes en ook de verdedigingswerken hadden het zwaar te verduren. Bomen vielen om, oorverdovende ontploffingen waren hoorbaar rond de gammele houten en aarden onderkomens, fonteinen van zand spoten op. Negen uur lang duurde het granaatvuur.

Het hoornwerk, dat de toegang naar de berg afsloot, was veranderd in een maanlandschap vol kraters, loopgraven waren ingestort, telefoonverbindingen uitgevallen, mitrailleurs vernield en enkele kazematten waren onbruikbaar na voltreffers. Omstreeks 12.30.u werd het vuur nog enige tijd naar het westen verlegd, vooral rond de griftbrug vielen veel granaten. Toen volgde een infanterieaanval(12.40 u.) met twee bataljons voorop, gevolgd door een derde, die ’s middags nog wel vertraagd, maar niet gestuit kon worden. Ter hoogte van de verkeersweg Wageningen-Rhenen breken SS’ers in camouflagekleding door de frontlijn. Het bastion onder aan de berg valt in Duitse handen. Via de “Holle weg” stormen de SS’ers naar boven en buigen daarna links en rechts af, om kazematten van achteren aan te vallen. Ondanks hevige weerstand wordt de bres in de frontlijn die middag breder, van 200 meter, tot zo’n 700 meter tegen de avond. Ondertussen krijgen Nederlandse krijgsgevangenen opdracht om de vernielde griftbrug te repareren. Die avond besluit de Nederlandse legerleiding de frontlijn ten noorden van de bres te ontruimen tot Kruiponder, waar de loopgraven aansloten op een inundatie. Daar moest de Grebbelinie afgegrendeld worden en behoed voor verdere aftakeling.

Reconstructie stoplijn Grebbeberg

2. HET GEVECHT OP DE BERG. zondag 12 mei
Na de doorbraak in de frontlijn stormen de SS’ers via de Holle Weg de berg op. Na aanvankelijke terreinwinst, vooral mogelijk gemaakt door de dichte begroeiing, loopt de aanval vast op de stoplijn, die midden over de berg liep. De stoplijn bestond enkel uit een lange loopgraaf met commandoposten. Alleen bij de roggeakker was er een redelijk uitzicht op de aanvaller. Dank zij de grote moed van de verdedigers, kon de vijand toch tot staan worden gebracht.

Toen de aanvallen tot in de avond werden doorgezet, hield de stoplijn stand. Slechts een drieste SS-afdeling, gedekt door Nederlandse krijgsgevangenen, wist door te breken. Deze groep raakte echter vrij snel geïsoleerd ten zuidoosten van het viaduct. De Nederlandse legerleiding was zich er van bewust, dat de situatie zeer kritiek was. De Duitsers moesten spoedig teruggeworpen worden, anders was de Grebbeberg en daarmee de Grebbelinie, verloren. Een Nederlandse tegenaanval met een sectie infanterie o.l.v. Majoor Jacometti was die middag(16.00 u.) mislukt. Deze oud-officier van het KNIL-leger was zeer gezien bij zijn manschappen. Van de legerleiding had hij vernomen dat de voorposten waren veroverd door een klein groepje, brutaal opererende Duitsers. Vandaar dat de majoor versterkingen niet afwachtte en overmoedig riep: “We zullen ze er wel even uitgooien!” en enige tientallen soldaten volgden hem. De aanval werd echter niet aan de Nederlandse troepen meegedeeld, zodat ze onder eigen vuur kwamen te liggen. Voorts maakten Duitse scherpschutters in de bomen veel slachtoffers onder het dappere groepje. De majoor en vele van zijn soldaten sneuvelden ter hoogte van de huidige erebegraafplaats. Nu was er in de stoplijn een gevaarlijke situatie ontstaan, omdat de loopgraven die Majoor Jacometti verlaten had, nauwelijks bezet waren. Toch hielden de schaarse en vermoeide verdedigers de gehele avond stand.

3. MET DE MOED DER WANHOOP. zondag 12 mei
Generaal Harberts, commandant van het tweede legerkorps, was verantwoordelijk voor de verdediging van de zuidelijke Grebbelinie. Verstoken van goede informatie, was hij overtuigd geraakt dat de bataljons van het 8e Regiment Infanterie, verzaakt hadden. “Het Regiment der lafhartigen” had hij ze genoemd, nadat de voorposten van de Grebbeberg gevallen waren. Er moest een voorbeeld gesteld worden, om te voorkomen dat soldaten hun post zouden verlaten. Op de 12e mei werd een krijgsraad te velde benoemd, die recht moest spreken in desertiegevallen. Uit alle rapporten bleek echter, dat de soldaten zich uitermate dapper verweerd hadden. Uitzondering hierop vormde het verhaal van Johan Meijer, sergeant van een compagnie pantsergeschut, die de 2e oorlogsdag besluit terug te trekken.

De verbindingen waren uitgevallen, de munitie was op en hij zag geen taken meer voor zijn anti-tankgroep, er waren immers geen tanks verschenen. Zonder het te melden bij een officier vertrekt hij met zijn mensen. In een café in Loenen aan de Vecht worden ze door de veldwachter gesnapt. De krijgsraad te velde veroordeeld deze ‘deserteur’ op 12 mei tot de doodstraf, die de zelfde dag nog wordt uitgevoerd. Ondertussen liet Generaal Van Voorst tot Voorst hulptroepen komen uit de Betuwe en twee reservebataljons uit Veenendaal + een Regiment Huzaren. Ze hadden de grootste moeite om de berg te bereiken. De Duitse artillerie had haar vuur namelijk verlegd achter de Grebbeberg, bovendien werden de hulptroepen beschoten door Nederlandse soldaten, die met een Duitse aanval in de rug rekening hielden.

Tegen de avond komt een bataljon uit Amerongen aan. Op hol geslagen paarden en een bataljon vluchtende wielrijders razen langs hen heen. Angstig vervolgen de versterkingen hun weg, de berg op.

Van Wonsstelling tot Moerdijkbrug

Hoewel de situatie op de Grebbeberg steeds zorgelijker werd, was er nog niets verloren. De stoplijn hield (nog) stand, aanvallen via het noorden (De Klomp) waren afgeslagen en de Betuwestelling was nog volledig intact. Pas in de nacht op de 13e mei zouden enige voorposten zich moeten terugtrekken op de frontlinie bij Ochten.

De Lichte Divisie deed echter vruchteloze pogingen om het Eiland van Dordrecht te zuiveren. Franse hulp, die de Moerdijkbruggen zou aanvallen, trok zich terug op Breda, dat op Frans bevel werd geëvacueerd. Andere Franse troepen lagen achter het Wilhelmina-kanaal. Hierdoor nauwelijks gehinderd kon de Duitse 9e Pantserdivisie met 150 zware tanks en vele verkenningsvoertuigen doorstoten naar de Moerdijkbruggen. In het noorden doorbrak de vijand de “Wonsstelling”, voor de Afsluitdijk. De stelling had de teruggetrokken Nederlandse soldaten uit het noorden opgevangen en rugdekking gegeven. Op deze 12e mei kon de stelling bij het dorpje Wons de vijand nog enige tijd ophouden, tot de linie viel, na luchtaanvallen. Een deel van de verdedigers kon zich terugtrekken op de Afsluitdijk, anderen werden gevangen genomen. In het westen ging de jacht op de gelande parachutisten en vliegerafdelingen door. Onder leiding van Generaal Graf Von Sponeck wist een deel van deze elitetroepen aan gevangenname te ontsnappen. Tenslotte verschansten deze troepen zich in Overschie. Heel belangrijk was, dat er begonnen werd met de verscheping van de Duitse krijgsgevangenen naar Engeland.

Onze resterende luchtmacht voerde op 12 mei 48 vluchten uit, van bombardementen bij Waalhaven tot aanvallen bij de Grebbeberg. Onze Generaal Winkelman was pessimistisch; de bruggen bij Moerdijk, Rotterdam en Dordrecht waren in Duitse handen, munitievoorraden begonnen uitgeput te raken. Er moest snel meer hulp uit het buitenland komen, want die hulp was tot nu toe zeer teleurstellend.

Naar 13 mei 1940