De oorlog tussen Holland en Duitsland, die duurde van Vrijdagmorgen 10 mei 1940 vroeg tot Dinsdag 14 mei 1940 ca. 16.00 uur, heb ik meegemaakt als sergeant toegevoegd bij den Kapitein D. Schipper, commandant van 1-III-15 R.I. in de Grebbelinie (Stelling Luntersche Beek) tussen Dadelaarsbrug en Lambalgenbrug. Onze compagnie was linkervoorcompagnie van III-15 R.I.
Ofschoon het niet mogelijk is alles wat we die dagen meegemaakt hebben nu reeds op schrift te stellen, daar alles nog lang niet bezonken is, wil ik toch een poging wagen enkele momenten uit deze diep bewogen dagen vast te leggen.
Donderdagavond 9 mei 1940 waren we rustig naar bed gegaan; de internationale toestand scheen iets rustiger. “Alle uitzonderingsverloven kunnen worden verleend” aldus luidde het laatst ontvangen bericht. Niemand van ons was zich van het onheil bewust, dat naderde. Ca. 12.00 in den nacht rinkelt de bel, ordonnansen snellen door het rustige dorp Woudenberg. We worden wakker met een schok. Het raam open. Daar klinkt de tijding; Toestand 3, van de grens komen zeer verontrustende berichten” We kleden ons snel en begeven ons met de meeste spoed naar het kwartier, de ritsfabriek te Woudenberg, waar onze kapitein met rustige, vastberaden stem zijn bevelen geeft. De wagens worden gepakt en zo snel mogelijk begeven we ons naar de stelling. Nog steeds leeft de vraag; “Wat is er aan de hand” en een optimist verklaart: “Het is een oefening, vanmiddag gaan we weer terug”. Niemand van ons beseft reeds wat er gebeurd is. Niemand gelooft, dat het bittere ernst is.
Dan….het is nog donker….Flitsen aan de horizon (bij Amersfoort en Utrecht) de zoeklichten aan. Het afweergeschut dondert.
En nog geloven we het niet. “De Engelsen en Duitsers hebben elkander boven ons land ontmoet”, zeggen we. Maar toch twijfelen we even. Dan, de dag begint te gloren, dan brommen plotseling vijf, tien vliegtuigen boven onze hoofden. De tien worden tientallen die op geringe hoogte boven onze hoofden brommen. Het afweergeschut dondert, de mitrailleurs ratelen en daar zien we het eerste vliegtuig in vlammen neerstorten. Nu bestaat geen twijfel meer. We kijken elkaar aan en zeggen: “Het is donderen”. We klemmen de tanden op elkaar en zeggen: “We zullen ons best doen” en we denken aan onze vader, aan moeder, aan vrouw en kinderen.
Dan, en alle twijfel is verdwenen komt het bericht: “Toestand 4”.
Even later komt het bericht: “Nederland is in oorlog met Duitsland en is verbonden met Engeland, Frankrijk en België.” Dat geeft weer moed. Engeland en Frankrijk zullen ons helpen. O, achteraf, wat hadden we toch wijzer moeten zijn. Dachten we niet meer aan Polen, aan Finland, aan Noorwegen? Neen, eerst moesten we het zelf ondervinden. Woorden…… maar geen daden. Zo ging onze eerste oorlogsdag voorbij. Nu en dan vlogen vliegtuigen boven ons, waaruit we beschoten werden, gelukkig zonder resultaat. Onze jongens schoten zo rustig op de vliegtuigen alsof ze aan het schijfschieten waren. We hadden geen ervaring.
De eerste oorlogsberichten kwamen door. Zonder uitzondering alle gunstige. ’s Nachts werden de wachten en piketten uitgezet. Zonder veel omslag wil ik nu de dagen Zaterdag en Zondag tot in de middag overslaan, daar deze gekenmerkt kunnen worden met het reeds algemeen bekende legerbericht, dat we zo vaak van te voren in de couranten hadden gelezen als: “kalme dag” en “kalme nacht”. Dit wil echter niet zeggen, dat deze dagen en nachten voor ons zo kalm zijn geweest. Geslapen hebben we zo goed als niet. We zijn elk moment en iedere minuut waakzaam en paraat geweest tot het uiterste. Zondagmiddag 1 ste Pinksterdag. We wanen ons veilig. Het laatste bericht is gunstig De IJssellinie houdt stand. We liggen wat te rusten in de zon tegen een schuilplaats. Een ander bakt spiegeleitjes op een loopgraafkacheltje. Dan plots davert een kanonschot. We schrikken op; wat is dat?
Worden we beschoten? Gelukkig blijkt het onze eigen artillerie te zijn.
Een ding staat ons plotseling helder voor de geest. De vijand heeft de IJssellinie doorbroken en nadert onze stelling. Weer beseffen we beter de ernst van de toestand. Nu gaat het beginnen. Lange tijd fluiten de projectielen over onze hoofden om met een daverende knal voor onze linies te exploderen.
Stilzwijgend; uitsluitend ter wille van de volledigheid, wil ik memoreren de pijnlijke opdracht, die C 1-III-15-R.I. kreeg om de teruggetrokken voorposten wederom het voorterrein naar hun opstelling te sturen. De angst en de zenuwachtigheid was onbeschrijfelijk en beroofde ons de laatste nacht, voor de onvergetelijke uren van ons leven van nachtrust. Voldoende te zeggen, dat dit incident volle 10 uren achter elkander onze aandacht in beslag nam.
Dan breekt de Maandag aan. Pinkstermaandag 1940. Een buitengewoon rustige morgen. Geen vliegtuigen…niets. Geen schot verbreekt de stilte. De berichten zijn nog steeds goed. De IJsselinie is slechts op 2 punten doorbroken, zo luiden de laatste berichten. Slechts kleinere detachementen zijn doorbroken. Er zijn echter niettegenstaande andere geruchten, geen Engelsen en geen Fransen. Geruchten zijn er genoeg geweest. Wie onzer herinnert zich niet het gerucht van 10.000 Engelsen op Geerensteyn? Er was er niet één. Langzaam dringt het tot ons door. We staan alleen; alleen tegenover een tot de tanden bewapende tegenstander.
Het is ongeveer 12.30 uur. Pijlsnel verschijnt aan de horizon een Duitse verkenner, die recht over onze stellingen vliegt en dan plotseling dreunt een schot. Nog één… Nog één. En daarmede is begonnen een artillerievuur dat gedurende ca. 7 uren achtereen op onze stellingen neerkwam. De verbindingen werden verbroken en een regen van granaten kwam op ons neer. Rechts bij Lambalgen krijgt een boerderij een voltreffer. Wat zijn wij dankbaar, dat onze kapitein, niettegenstaande tegenwerking van allerlei kanten, de stelling zo goed als gereed heeft, wat blijkt de loopgraafoverdekking een goede bescherming tegen granaatscherven. Dan uit de voorste lijn, komt een verzoek om steun van eigen artillerie. In een bosrand is de vijand gesignaleerd. Wij rekenen het vuur op de kaart uit en vijf minuten later davert onze artillerie mede en het wordt een hels concert. Granaten vliegen over en weer, mitrailleurs ratelen, geweerschoten knallen.
Terugtocht op Woudenberg
We ruiken de kruitdamp. Onze artillerie schiet goed. Een compliment is op zijn plaats. Verder gaat de dag. Weer hebben we artillerievuur nodig. Ordonnansen rennen heen en weer. De Hollandse soldaat doet zijn plicht. Berichten worden overgebracht niettegenstaande het hevige vuur. Dringend, steeds dringender vragen wij onze artilleriesteun, maar er komt niets. Dan komt een bericht; “Torpedo we trekken terug, 20 uur verzamelen aan de Schans te Woudenberg”. Het is 19.30 uur als we het bericht ontvangen. Tijd om te pakken bestaat niet meer. Alles moeten we achterlaten en dan begint het. Een mars in volstrekte duisternis, met lege magen en dorstige kelen. Dagen vol spanning in een geforceerde mars naar Bunnik. De oververmoeide troep presteert het. Allen komen we aan. Zonder verliezen, slechts met één vermiste komen we uit de strijd. Het is niet te beschrijven hoe, maar we komen er. We zakken in het stro en we slapen. Zo eindigt deze dag. ’s Morgens vroeg gaan we weer op mars; Dinsdag 14 mei 1940. Ons bereikt het bericht: “De Koningin en de regering zijn naar Engeland vertrokken”. We voelen het. We staan alleen. We gevoelen het; het drama nadert zijn einde. Engeland zorgt voor zichzelf, geen Fransman is te zien. Doch we gehoorzamen en marcheren naar Jutfaas, waar ons een terreingedeelte ter verdediging werd aangewezen bij de scheepswerf “De Liesbosch”. Enkele uren vertoeven we daar. Aan de horizon zien we dikke rookwolken. Daar bereikt ons de jobstijding: “Rotterdam brandt en ligt platgeschoten”. De vele Rotterdammers onder ons ontroeren. Wat zal het zijn met vader, met moeder, met vrouw en kinderen? We weten het niet….
Daar komt de kapitein. De anders zo robuuste man buigt het hoofd. De Compagnie wordt verzameld en de kapitein klimt op een scheepshelling. Ontroerend ogenblik. De helmen gaan af. Allen luisteren wanneer de kapitein met zichtbare ontroering meedeelt, dat wij moeten capituleren. We staan bij elkaar. Tranen glinsteren in de ogen. Was dan alles voor niets? Neen! Het was niet voor niets.
Eens zal het vrije Holland weer verrijzen. We gedenken de gevallen kameraden van het veldleger, van marine en luchtvloot. Wij hebben ons niets te verwijten. De eer van de Hollandse soldaat, de eer van ons Vaderland is gered.
1-III-15 R.I. heeft zijn plicht gedaan!!!
Het verslag werd kort na de meidagen ‘40 geschreven.