Op 16 december 2010 droeg Defensie de kazerneterreinen over aan de gemeente Ede. Hiermee kwam een formeel einde aan een periode van meer dan 100 jaar waarin het militaire bedrijf medeverantwoordelijk was voor de ontwikkeling van het dorp. Met liefst 7 kazernes speelde Ede tevens een belangrijke rol voor de Grebbelinie, toen duizenden militairen werden gemobiliseerd in Ede-Oost, Ede-West en Bennekom, voor ze naar hun oorlogsbestemming gingen in Rhenen, Veenendaal, De Klomp, Ederveen en Renswoude.

Regimenten voor de Grebbelinie

Aan het einde van de 19e eeuw lagen er plannen voor het uitbreiden van de krijgsmacht, die vanaf 1901 werden ingevoerd. Bij het zoeken naar geschikte plaatsen om kazernes te bouwen, viel het oog op het heidedorp Ede. De uitgestrekte oefenterreinen en de aanwezigheid van een spoorlijn, leverden uitstekende locaties op voor het legeren en oefenen van troepen. In 1904 begon men in Ede met de bouw van twee infanteriekazernes aan de Stationsweg, die vanaf 1934 Prins Mauritskazerne en Johan Willem Friso Kazerne gingen heten. De kazernes met vier verdiepingen werden gebouwd in neo-renaissancestijl. Er verrezen dienstwoningen voor (onder)officieren, een militair hospitaal en er werden schietbanen en kogelvangers aangelegd. Een gasfabriek moest voor de verlichting zorgen van het dorp en de kazernes.

De eerste grote groepen militairen werden op 1 mei 1906 door de Edenaren verwelkomd. Kwartiermakers en 100 man infanterie waren hen voorgegaan. Twee jaar later werden tevens een artilleriekazerne (Van Essen Kazerne) en een cavaleriekazerne (Arthur Kool Kazerne) in gebruik genomen. In de jaren voor de Tweede Wereldoorlog werden de Bergansius Kazerne (1936) voor bereden artillerie, de Elias Beeckman Kazerne (1939) voor infanterie en tenslotte de Simon Stevin Kazerne voor gemotoriseerde artillerie gebouwd. De laatste was in 1940 nog niet geheel gereed en werd door de Duitsers afgebouwd onder de naam Langenbergkaserne. Nu de kazerneterreinen zijn overgegaan naar de gemeente Ede wordt het gebied ingericht als woonwijk. Meer informatie over de ontwikkeling van de kazerneterreinen is te vinden op de website ‘De kazerneterreinen‘.

Mobilisatie en Meidagen in Ede

Toen het Nederlandse leger op 29 augustus 1939 werd gemobiliseerd, trokken vele duizenden soldaten door het dorp. Het 10e Regiment dat al vanaf 1922 in Ede legerde, vertrok per trein naar het mobilisatiecomplex in Haarlem om vervolgens naar hun oorlogsbestemming in de Grebbelinie te gaan. Het regiment kwam terecht op posities in Veenendaal, De Klomp en Ederveen waar men stellingen en barakken ging bouwen, o.a. in het Fort aan de Buursteeg. Een commandopost werd ingericht in een garage in De Klomp en er werden voorposten gegraven in Ederveen.

Hier verweerde men zich tijdens de Meidagen van 1940 hevig, toen twee Duitse bataljons langs de Rijksweg en de spoorlijn oprukten naar de Grebbelinie. Men slaagde erin om de aanval af te slaan met steun van artillerie. Het ondersteunende vuur van 4 R.A. (opgeleid in de Van Essen Kazerne) lag dermate goed dat de Duitse commandant er vanuit ging dat men aanwijzingen kreeg van de Edese bevolking. Het gevolg was een gedwongen evacuatie van het dorp op 12 mei. De mensen trokken naar Wekerom en Otterlo, of zochten een veilig heenkomen in het bos.

Het 22e Regiment was het tweede infanterieregiment van het garnizoen dat in Ede was gelegerd. Vanaf juni 1939 betrok men de nieuwe Elias Beeckman Kazerne. Feestavonden beleefde men samen met 10 R.I. in De Reehorst. Kort na de afkondiging van de mobilisatie ging het regiment naar oorlogsbestemming Renswoude en Overberg in de Grebbelinie. De staf nam zijn intrek in De Dennen. Men verdedigde o.a. het Werk aan de Schalm, de Slaperdijk en het Werk aan de Engelaar. Het regiment lag in de flank van het Duitse leger dat op 13 mei een vergeefse poging deed om de Grebbelinie bij Scherpenzeel te doorbreken.

In de Arthur Koolkazerne werd het 8e Regiment Veldartillerie gemobiliseerd. De staf van het regiment nam zijn intrek in Hotel Floor (Lunteren) en Huize Kernhem, voordat het afreisde naar Veenendaal, Rhenen en Elst. 8 R.A. verleende in de oorlogsdagen steun aan de troepen op de Grebbeberg en aan het 22 R.I. te Renswoude. Van 8 R.A. zouden drie militairen sneuvelen.

Uit Nijmegen deden tenslotte het 11e en 46e Regiment eerst Ede aan voor ze naar de Grebbelinie afmarcheerden. In totaal zouden de Edese kazernes 12.000 soldaten en meerderen voorzien van uitrusting. Circa 3000 paarden werden verzameld, waarvan het merendeel (2300) was bedoeld voor de bereden artillerie. Bataljons van het 11e Regiment en 46e Regiment vochten op de Grebbeberg bij Rhenen.

De verdediging van Ede

Landsverk Pantserwagen bij ‘De Smederij’ in 2019.

De verdediging van Ede maakte deel uit van de vertragende tactiek van het Nederlandse leger. Dit was nodig om de verdedigers van de Grebbelinie de gelegenheid te bieden om de laatste voorbereidingen te treffen en om de burgers te evacueren uit het oorlogsgebied. Voor dat doel was het 4e Regiment Huzaren achtergebleven in Ede. Het was versterkt met een peloton pantserafweergeschut, een peloton zware mitrailleurs, een sectie mortieren, wielpantserwagens (M38) en rupspantserwagens. De laatste stonden opgesteld bij de commandopost in Café Langenberg (momenteel pannenkoekenhuis). Het regiment had opdracht om vertragend terug te trekken en zoveel mogelijk intact een reserve vormen voor het zuidelijk deel van de Grebbelinie tussen Rhenen en Woudenberg.

De huzaren in Ede werden 10 mei 1940 ’s nachts gealarmeerd en namen de oorlogsopstellingen in, terwijl ze Duitse vliegtuigen hoorden overkomen. Voorbereide vernielingen werden uitgevoerd, bomen werden omgehakt en drie goederenwagons liet men ontsporen op de spoorwegovergang tussen Bennekom en Ede. Patrouilles van het bereden cavalerie maakten vuurcontact met de Duitse voorhoede in de omgeving van Planken Wambuis, waarbij drie huzaren sneuvelden. Gedekt door artillerievuur uit de Grebbelinie wisten de huzaren de Duitse opmars enige tijd op te houden, tot men rond 18.00 uur conform de opdracht terugtrok via Ederveen en De Klomp. Hier moest men wel de hindernissen passeren, die het leger in de Grebbelinie had opgeworpen. De Duitse infanterie rukte via de Ginkelse Heide op, gesteund door pantserwagens. Korte tijd later trokken Duitse troepen Ede binnen.

Grotendeels verborgen: de versperring in de Buurtweg in Ederveen.

Bij de beschietingen die volgden zouden 21 inwoners van de gemeente Ede omkomen, vooral in Lunteren, Bennekom en Ederveen. Een deel van de huzaren uit Ede raakte betrokken bij de gevechten in de Grebbelinie bij de Grebbeberg. In totaal zouden 16 militairen uit Ede sneuvelen tijdens de Meidagen van 1940. Een aantal gedenkstenen herinnert aan deze periode, zoals een steen in de gevel van de herberg Zuid-Ginkel. Van de Grebbelinie in de gemeente Ede resteren nog een aantal aspergeversperringen, die deels verborgen liggen onder en naast verkeerswegen bij De Klomp en Ederveen.

Literatuur

Ede 1940-1945, Vincent Lagerwij, Gert Plekkringa. Panorama van 100 jaar garnizoen Ede 1906-2006. Evert van de Weerd. Garnizoensleven, Garnizoen Ede 1906-2006, Evert van de Weerd, Ede in Wapenrok. Twee eeuwen militaire geschiedenis in de gemeente Ede. Evert van de Weerd, Gerjan Crebolder. Mei 1940. Oorlogsdaden van het 10e Regiment infanterie te Ederveen – De Klomp – Veenendaal – Leersum, C. Cramer