Na de capitulatie

1. TERUGKEER VAN DE BURGERBEVOLKING. woensdag, 15 mei
In de avond van 15 mei keerden de eerste evacués in hun woonplaatsen terug. Natuurlijk waren ze blij weer thuis te zijn, maar wat was er in die korte tijd veel gebeurd. Sommige mensen kwamen ziek terug, o.a. vanwege de slechte hygiëne op de schepen, waar de evacués mee vervoerd waren. Er was geen toilet geweest, geen E.H.B.O. en geen drinkwater. Kinderen hadden honger geleden, sommigen waren buiten bewustzijn geraakt. Aan boord van de schepen was een oudere overleden en een kind geboren.

Vernielde huizen Buursteeg

Aangekomen in hun woonplaats aanschouwden ze de verschrikkingen van de oorlog. In veel plaatsen in de Grebbelinie was de ravage enorm. Wageningen, Rhenen, Woudenberg en Scherpenzeel waren gedeeltelijk verwoest. In Veenendaal meldden enkelen zich als vrijwilliger, om doden te verzamelen bij Prattenburg. Hier arriveerden de laatsten op 22 mei. Hoewel de schade in Veenendaal in vergelijking met andere linie-plaatsen meeviel, bleken ook hier vele huizen vernield te zijn. Ook woningen die niet in de weg van de militairen leken te staan. De verdenking werd uitgesproken dat het gemeentebestuur deze huizen al lang weg wilde hebben, maar dat de bewoners hun huizen toen niet wilden verlaten voor een ander huis. Deze beschuldigingen kregen extra klank, toen bleek dat de burgemeester vriendschappelijke contacten onderhield met de commandant van het 10e R.I. te Veenendaal. Toen de burgers en politie Veenendaal hadden verlaten, was de bewaking overgedragen aan het leger. Enkele ‘bewakers’ hadden zich schuldig gemaakt aan diefstal. Verscheidene horlogezaken en sigarenzaken waren geplunderd. De totale schade van de diefstallen bedroeg f 70.000.- Na de capitulatie werd 1 soldaat veroordeeld. Hij had winkels geplunderd, want ‘de boel werd toch platgeschoten’. Veel van de militairen keerden (nog) niet terug. Zij moesten nog enige tijd onder erbarmelijke omstandigheden in krijgsgevangenschap verblijven.

2. SOLDATEN IN GEVANGENSCHAP.
In een schooltje te Rijsoord tekende de Nederlandse legerleiding op 15 mei de overgave. Toen de soldaten het bericht vernamen waren velen emotioneel. Er werd gehuild, geweren werden stukgeslagen, het Wilhelmus gezongen. Persoonlijke papieren werden opgehaald en paarden en voertuigen verzameld. De paarden werden door de Duitsers gevorderd, de gewonden verpleegd. Achter de Waterlinie werden de soldaten niet gevangen genomen, zij werden gedemobiliseerd en gingen naar huis. Op de Grebbeberg begroef men de gesneuvelden, Duitsers en Nederlanders. Vervolgens moesten deze militairen zich verzamelen om in krijgsgevangenschap te worden geleid.

De soldaten van de Grebbeberg liepen richting Arnhem, tot Zevenaar, omdat de spoorbrug bij Westervoort was vernield. Daar aangekomen stapten ze in veewagons, die ze naar Duitsland vervoerden. Onderweg werd Bocholt aangedaan, waar sanitaire voorzieningen ontbraken. Omgeven door vlooien en luizen, bracht men de nacht door onder een paardendeken. Op de eindbestemming in Neubrandenburg wachtte hen zes weken krijgsgevangenschap, waar ze te werk werden gesteld op aspergekwekerijen of in een (suiker)fabriek. De eerste dag moest men zich opstellen in rijen. Er werd hen eten, drinken en een slaapplaats beloofd. Veel Joden waren er niet. De Joodse leden van het kader waren na de capitulatie gevlucht. De maaltijd bestond uit een aardappel in de schil met koolraap. Men kreeg twee dekens, een etensketel en een lepel. In het kamp werden de Nederlanders en de Vlamingen redelijk behandeld en hadden recht op medische verzorging. Fransen moesten echter na aankomst de hele nacht buiten staan, ook in de regen. Polen werden geslagen. Op 11 juni kwam dan plotseling het bericht, dat de zesduizend Nederlandse militairen naar huis mochten. Hitler liet de Nederlanders en Belgen naar huis terugkeren omdat ze van Germaanse afkomst waren. In werkelijkheid maakte men hiermee ruimte voor de Fransen, die zich op 22 juni overgaven.

Vijf dagen oorlog

Het Nederlandse leger heeft slechts 5 dagen strijd kunnen leveren tegen de oppermachtige vijand. Deze dagen zijn in vergelijking met andere landen zeer bloedig geweest. Meer dan tweeduizend(2330) Nederlandse soldaten verloren het leven, 2700 raakten ernstig gewond, waarvan 850 invalide bleven.

Minstens zo opvallend is het aantal burgerslachtoffers; 2559! Terwijl oorlogen tot en met de 1e W.O. werden gestreden op het slagveld, moesten nu ook burgers de hoogste tol betalen voor het oorlogsgeweld. Achteraf kan men proberen te beoordelen of een en ander was te voorkomen, er zijn artikelen en boeken te over waarin wordt beweerd dat Nederland zijn soldaten beter had moeten bewapenen, eerder en meer wapens had moeten aanschaffen, de bevelvoering had anders gemoeten, soldaten waren niet voor hun taak berekend en zo twijfelt men verder of de strijd op deze wijze niet zinloos was.

Nederland is een klein land. Toen de dreiging zichtbaar werd in de jaren dertig, mocht men van diplomatiek Nederland niet veel meer verwachten, dan de voorzichtige toenaderingspogingen bij de geallieerden. Dat deze hulp uiteindelijk teleurstelde, mag ook geen wonder heten. Engeland en Frankrijk waren in 1940 geen gelijkwaardige tegenstanders van het Duitse rijk. Met een omvangrijke hulpactie hadden ze hun eigen posities gevaarlijk verzwakt. Zelfs de beperkte hulp liep bijna uit op een ramp, toen duizenden troepen op wonderbaarlijke wijze uit de ‘val’ Duinkerken ontsnapten.

Met de wapenleveranties hadden we de pech, dat Duitsland onze grootste handelspartner was. In de periode dat de economie wat opleefde, aan het einde van de jaren dertig, konden we ons wapenorders veroorloven. Maar Nederland had nauwelijks eigen wapenindustrie en de internationale vraag was groter dan het aanbod. De bezettingsjaren leerden ons land, dat de strijd tegen het onrecht gestreden moest worden. In de meidagen is dat, hoe wanhopig ook, op bewonderenswaardige wijze gedaan.