R703 bij de LangesteegMet de capitulatie van het Nederlandse leger was het nog niet gedaan met de militaire betekenis van de Grebbelinie. In eerste instantie leek het daar wel op. De stellingen werden ontmanteld en de Duitse bezetter betrok vooral de forten uit de Hollandse Waterlinie.

De Duitse interesse voor de linie ontwaakte echter, toen aan de overwinningsroes in de oostelijke veldtochten een einde kwam en een tweefrontenoorlog ontstond. Onder toezicht van de organisatie ‘Todt’, werd de Valleistelling ingericht als Duitse verdedigingslijn, de Pantherstellung. Zodoende bleef de Grebbelinie tot de laatste oorlogsdag een belangrijke rol spelen, hoewel een bedenkelijke. Deze maal sloot de linie de weg af voor onze bevrijders en moest het westen nog langer wachten op vrijheid en voedsel.

Bezetting

Onmiddellijk na de capitulatie van het Nederlandse leger, begonnen militairen versperringen op te ruimen. Duitse troepen werden ingezet, om samen met Nederlandse burgers en werkeloze militairen de aanwezige stellingen af te breken. Duitse soldaten kregen opdracht bruikbare zaken uit de verdedigingswerken te slopen, terwijl Nederlanders loopgraven dichtgooiden en versperringen ruimden. Inundaties werden vanaf 15 mei opgeheven met medewerking van waterstaatpersoneel. In de Telegraaf van 16 mei 1940 verschijnt een order van het Opperbevel. De Nederlandse weermacht wordt als krijgsgevangene beschouwd en blijft op de plaats waar ze gelegerd is. Vuurwapens worden ingeleverd, alleen de officieren mogen ze behouden. De soldaat hoeft zijn helm en gasmasker niet af te geven. Opperbevelhebber H.G. Winkelman uit zijn erkentelijkheid en bewondering aan het Nederlandse leger. De klok wordt 1 uur en 40 minuten vooruit gezet, verduisteringsvoorschriften worden bekend gemaakt en stedelijke opruimingsdiensten doen hun best om de gevolgen van bombardementen en beschietingen op te ruimen. Treinen rijden weer. Kranten komen onder censuur. Vijf jaren van onderdrukking en terreur waren begonnen.

Met de capitulatie begon een periode van vijf jaar onderdrukking. In eerste instantie hoopte de Duitse legerleiding, dat het Nederlandse en Duitse volk als Germanen zouden samensmelten. Al snel bleek dit ijdele hoop en groeide het verzet tegen de bezetter. Hitler kon vóór de 2e W.O. nog in bescheiden mate rekenen op sympathie van menig Nederlands burger, hij had de werkeloosheid in Duitsland in eigen land met succes bestreden. De ideologie van de Nationaal Socialisten werd via onze N.S.B. bespreekbaar. Toen de praktijk van de leer voelbaar werd, was het met deze steun gedaan. Wel meldden zich ca. 25.000 Nederlanders aan bij de Waffen-SS, anderen bleven lid van de N.S.B, maar de meeste landgenoten waren verbitterd over het verlies van onze onafhankelijkheid.

Dwangarbeid

In oktober 1944 vestigde zich de organisatie Todt in De Vallei. De bouwleiders waren belast met het herstellen van de vernielde Grebbelinie. Bovendien moest men nieuwe stellingen en bunkers aan de linie toevoegen. De bevolking diende zich te melden en werd te werk gesteld voor 52 cent per uur. Wie niet kwam opdagen liep het risico, dat zijn huis verbeurd werd verklaard. De uitbetaling geschiedde door de gemeente, die het bedrag weer declareerde bij de Wehrmacht. Einde oktober diende ook de Edese bevolking tussen de 17 en 50 jaar voor de Duitsers te gaan graven aan de Rijn en in de Grebbelinie. Toen de bezetter ontevreden was over het aantal aanmeldingen, dreigde men Ede te ontruimen. Spoedig groeide het aantal dwangarbeiders.

In Kamp Amersfoort en Kamp Waterloo bij Leusden kwamen in dezelfde periode mannen aan, die waren opgepakt in het Westland. Ze werden gedwongen om te werken aan de Grebbelinie. Radio Oranje deed vergeefs een oproep aan de burgemeesters om geen medewerking te verlenen aan de bouw van vestingwerken. In het voorjaar van 1945 werd er opnieuw dwangarbeid verricht in de Pantherstellung. Deze keer werden er behalve Nederlandse dwangarbeiders, ook Russische krijgsgevangenen ingezet. In maart waren er in totaal 12000 mannen aan het werk + 400 toezichthouders voor een kom soep per dag en een brood per week. De arbeid omvatte vooral sjouw en graafwerk. In het noorden werden bouwmaterialen aangevoerd via de haven van Nijkerk. Daarna werd het met paard en wagen naar de plaats van bestemming gebracht.

Traject van de Pantherstellung

Toen veldmaarschalk Rommel eind 1943 een half miljoen werknemers van de Organisatie Todt aan het werk zette, om de Atlantikwall te verbeteren, ging de Duitse bezetter er nog vanuit dat de geallieerde landing zou plaatsvinden nabij het Nauw van Calais. Generaal Model wist inmiddels beter, toen hij op 26 oktober 1944 de aanleg van de Pantherstellung gelastte. Op 5 juni 1944 waren de geallieerde legers Normandië binnen getrokken. De vijand kwam dus niet uit het westen, maar uit het zuiden! Er was de Duitsers veel aan gelegen Holland in bezit te houden, zodat de V2-aanvallen op Londen konden doorgaan. Bovendien moest de linie voorkomen dat de aanvoerroute van de raketten werd afgesneden. De vijand mocht daarom het IJsselmeer niet bereiken.

Dit verklaart waarom de Valleistelling dus toch voldeed van Veenendaal tot Amersfoort, ondanks dat de linie oorspronkelijk op het westen gericht was. Wel moest de stelling noordelijker afbuigen naar het oosten, via Hoevelaken en Nijkerk. In het zuiden week de bezetter tevens van de Grebbelinie af. Duizenden burgers moesten daardoor hun huizen verlaten. Begin oktober werd Wageningen geëvacueerd, 22 oktober volgde Bennekom. Inundaties moesten een tamelijk eenvoudige nadering van de Grebbelinie als in 1940 onmogelijk maken. Met name de verlengde Grebbelinie in de Betuwe speelde hier een merkwaardige hoofdrol. De liniewal Ochten-Kesteren moest als Duitse inundatiedijk fungeren, nadat men de Rijndijk bij Elden had opgeblazen. Vier dagen later doorbrak het water de liniedijk en liep vrijwel de gehele Neder-Betuwe onder. Ook de Duitse verdediging(712 e Divisie) moest terug. Zo vertrok één bataljon naar de noordoever van de Nederrijn, om aan te sluiten bij de 6e Paradivisie bij de Grebbeberg. Slechts één bataljon infanterie bleef op de Betuwelinie achter, die inmiddels tot voorpostenstelling was gedegradeerd.

Bunkers

Onder toezicht van de militaire bouworganisatie Todt ging in de Pantherstellung het bunkerprogramma van start. En men had haast! In Veenendaal werden in maart 1945 nog eens 3000 mensen opgeroepen om te gaan werken aan de stellingen. En hoewel de grootste groep aan nog meer graafwerk begon, ging de rest met kruiwagens rijden om de laatste bunkers op tijd gereed te krijgen. Men werkte hier in ploegen op een aantal plaatsen dag en nacht door. Dit gold ook voor Nijkerk, waar veel dwangarbeiders uit Hilversum kwamen. Na de constructie moest het beton nog enige tijd harden en werd de bunker ingericht. De serie in de Vallei telde maximaal 35 Kampfstände van het type 703. Dit aantal werd in deze periode namelijk door het verzet opgetekend. Het is echter mogelijk, dat er een aantal dubbel geteld zijn, of dat hier en daar Nederlandse kazematten op de liniedijk zijn meegerekend. Volgens recente studies is het aantal bouwwerken dan ook 24 stuks Regelbau 703.

Hoewel de bunkers volgens bepaalde regels gebouwd werden en in principe hetzelfde zijn, vertonen ze enkele marginale verschillen. Zo komt deze bunker voor met rechte en afgeschuinde dakrand. Het type was bedoeld voor pantserafweergeschut van 88 mm , een gevreesd wapen. De bunkers waren flankerend opgesteld. De vijand, die er in slaagde door de linie te breken bij een kanaalovergang kon schuin van opzij onder vuur worden genomen. Alleen in Hoevelaken moet een afwijkend type hebben gestaan met een veel kleiner schietgat. Voor Duitse begrippen waren het relatief kleine bunkers, met ruimte voor geschut, munitie en een ingang. Niet overal kon gebouwd worden. De Duitse kazematten waren eigenlijk te zwaar voor de drassige Valleibodem.

Duitse voorbereidingen

Met de nodige spoed begint het Duitse leger op 6 april 1945 de Grebbelinie in staat van verdediging te brengen. Bij Veenendaal komen tweehonderd man SS-Landstorm Nederland aan. De leiding is Duits, de rest is Nederlands. De Veense bevolking wordt op 17 april gelast binnen te blijven. Men mag alleen even water halen tussen 10 en 11 uur. De SS’ers hebben stellingen gegraven en zijn bewapend met pantservuisten en granaatwerpers. Op twee plaatsen, waaronder de Buurtlaan, wordt pantserafweergeschut opgesteld. De toegangsweg vanuit Ede wordt o.a. door Fort aan de Buursteeg bestreken. In de eilanden worden mijnen gelegd. De Pantersigarenfabriek wordt als een soort kazerne gebruikt.

Quick Anger en Dutch Cleanser

Met de operatie ‘Quick Anger’ kwamen de geallieerden dicht bij de Grebbelinie. Daarvoor moest men wel eerst de IJssel oversteken bij Westervoort. De Duitse bezetting van Fort Westervoort gaf zich na zware beschietingen vrijwel zonder verzet over en de weg naar Arnhem was vrij. Engelse infanterie raakte hier in hevige strijd gewikkeld met Duitse eenheden en Hollandse SS. Ondanks dat maar liefst 600 verdedigers krijgsgevangen werden gemaakt, konden de 346e Duitse Inf. Div. en de 34e Hollandse SS Divisie zich terug trekken op de Grebbelinie. Op 15 april 1945 begon de operatie ‘Dutch Cleanser’ en begon de Britse en Canadese opmars over Wageningen en Ede naar de laatste belangrijke Duitse stelling in Nederland, die na de Slag bij Otterlo nog eens met 600 Duitsers versterkt werd. Deze groep had zich met ‘succes’ door de Canadese stellingen gevochten, hoewel ze 50 doden, 70 gewonden en 120 gevangenen moesten achterlaten. Tevens arriveerde de 6. Fallschirmjäger Division. De 34e Divisie ‘Landstorm Nederland’ nam de frontlijn Rhenen-Veenendaal voor hun rekening. In de nu Duitse ‘Betuwestelling’ lag de 361e Divisie uit Apeldoorn.

Verkenningen voor de Pantherstellung

Geallieerde pantserwagens van het 49e verkenningsbataljon voerden verkenningen uit. Zo bereikte het 49e Recce Regiment op 17 april Renswoude via Daatselaar. Inmiddels was ook Ede bevrijd, ondanks hevige tegenstand bij de Simon Stevinkazerne. Die tegenstand was opmerkelijk; in de eerste plaats was de aanval vooraf gegaan door zware bomtapijten, waarbij 22 SS’ers waren gedood en 46 gewond. In de tweede plaats was een deel van de ‘Duitse’ tegenstanders reservist, die hun burgerkleding bij de stellingen wisselden voor uniformen, waarna ze les kregen in het gebruik van geweer en handgranaten, terwijl goed getrainde Engelse parachutisten op de heide landden. Misschien was dat de reden dat de Duitse commandant met de gedachte speelde om zijn laffe reservisten te laten fusilleren. Hij noemde ze ‘waschlappen’, slappe vaatdoeken…

Bij Hoevelaken slaagden Canadese troepen er op 19 april niet in, de Noordelijke Pantherstellung te doorbreken. Ondanks de inzet van tanks, moesten ze zich met 6 gewonden terugtrekken. Nu de Veluwe grotendeels gezuiverd was en de Duitse troepen zich in de Grebbelinie hadden verschanst, kwam het voortdurend bewegende front tot stilstand. De Britse en Canadese bataljons hergroepeerden zich en stuurden verkenningseenheden naar De Klomp en Renswoude. Men rapporteerde goed verdedigde stellingen van de 83e SS Grenadier Regiment bij De Klomp. Achter de linies bij Rhenen ging een peloton met een landingsboot aan wal, om na een verkenning weer terug te keren.

Op 20 april vertrok een patrouille, ondersteund door tanks, naar De Klomp. Achterveld en Ederveen waren inmiddels in geallieerde handen, nadat er voorheen Duitse observaties werden uitgevoerd vanuit de Achterveldse kerktoren. De toren wordt gered doordat Gerard Maakgoed er 15 kg explosieven uit verwijderd. Bij de Rijnsteeg, in het Binnenveld tussen Ede en Bennekom, nam een patrouille van de Glosters drie SS’ers gevangen. Ze wisten twee van hun bewakers echter neer te schieten, toen de derde Brit een radiobericht verzond in boerderij ‘Schoonhul’. Dezelfde dag gelastte de Kampfcommandant van Veenendaal de ontruiming van het Benedeneind en het Boveneind, omdat hij nu elk moment een aanval kon verwachten.

Renswoude onder vuur

Vanaf 23 april rukten de legers op, om zich zo dicht mogelijk bij de Grebbelinie in te graven. In de buurt van Fort Daatselaar, bij de Lunterse Beek, kwam het tot een vuurgevecht met het Duitse ‘Harskamp’-regiment. Bij de opmars naar Scherpenzeel stuitte men op een ondermijnde brug over de Lunterse beek. Pas toen de genie de springladingen onschadelijk had gemaakt kon men de beek oversteken. Bij het kasteel van Renswoude werden 20 Duitsers gevangen genomen. Gegidst door een verzetsstrijder, Kees Lagerwey, maakten Canadese Sherman-tanks en een kleine afdeling infanterie een omweg over de Groeperkade, zodat ze de Duitse opstelling bij de Lunterse Beek van achteren konden aanvallen. Het treffen kostte acht Duitsers, twee Nederlandse SS’ers en vijf Britten het leven. Het plaatselijk verzet verstrekte vervolgens informatie over de Duitse stellingen.

Tweehonderd Duitsers deden op 25 april een aanval op Renswoude, na een voorbereidende nachtelijke beschieting. Gedekt door vier kanonnen ging men naar voren bij De Engelaar en Emminkhuizen. Een compagnie Britten bracht de aanval tot staan. Bij het treffen sneuvelden nog een aantal soldaten op de valreep. De Luitenant Rowe Brug over de Lunterse Beek ontleent zijn naam aan zo’n militair. Een tweede Duitse verrassingsaanval met tien tanks over de Emminkhuizerweg liep vast, omdat ze door een verkenningsvliegtuigje werden gesignaleerd. Vier uitgeschakelde tanks bleven op en naast de weg achter.

Schermutselingen tot Faust

Een regiment van de 1e Canadese Infanterie kwam op 24 en 25 april nog dicht in de buurt van de liniewal tussen Bruinenburg en Leusden. Een gevechtspatrouille met vier tanks rukte op tot boerderij Romselaar. Ze werden meteen beschoten met mortieren. Een verkenningsgroep van 30 man, die zich nog dichterbij waagde, kon zich dankzij aangevraagd vuur met brisant- en rookgranaten nog ternauwernood terugtrekken. In het noorden waren de Duitsers inmiddels ook teruggedreven tot achter de Eem. Voor de 1e Canadese Infanterie Divisie schoof het front nog eenmaal op en men groef zich in aan de oostzijde van de Eem en bij Asschat.

Zuidelijker deed een kleine groep Hollandse SS nog een vergeefse aanval op een Britse voorpost. De soldaten van de 5e Kompanie 83e SS-Regiment ‘Landstorm Nederland’ waren gelegerd in en om het Fort aan de Buursteeg en bij De Klomp. De aanval op het mobiele kanon in Ederveen werd in de avond van de 25e april uitgevoerd en kostte vijf SS’ers het leven. Een dag later begon het overleg tussen de geallieerden en de bezetters. Seys Inquart had eerder in tussentijdse besprekingen aangegeven af te willen zien van verdere inundaties(zoals in de Betuwe en de Wieringermeerpolder), als de geallieerden niet verder zouden oprukken dan de Grebbelinie. Op initiatief van Eisenhouwer werd de voedselvoorziening nu het onderwerp van gesprek. Voorlopig leverde het permissie voor voedseltransporten op, die op 2 mei een aanvang namen onder de naam ‘Faust’. Driehonderdzestig vrachtwagens reden naar de Grebbeberg, om iets later te worden overgeladen op andere vrachtwagens met Nederlandse chauffeurs.

Ontwapening en capitulatie

Vrijdagavond 4 mei bereikte het bericht van de onvoorwaardelijke overgave ons land via de radio. De volgende dag ondertekende generaal Blaskowitz de capitulatie-papieren van het Duitse leger in hotel ‘De Wereld’. Nog was de oorlog niet voor alle steden en militairen voorbij. Mijnenvelden moesten worden geruimd. Baileybruggen werden geslagen op plaatsen waar de Duitsers bij hun terugtocht bruggen lieten springen. Zo werd de vernielde Pothbrug bij Woudenberg vervangen door de ‘Victory-bridge’ en er kwam een baileybrug bij de Grebbeberg en bij Amersfoort.

Op zes mei werd de capitulatie officieel in Wageningen bekrachtigd. Op zeven en acht mei werden de Duitse troepen in Baarn, Amersfoort en Utrecht ontwapend. De 361 e Volks Division, die was ingezet in de verlengde Grebbelinie tussen De Spees en Ochten, gaf zich over aan de Belgische Brigade. In totaal werden er 120.000 Duitsers krijgsgevangen gemaakt en afgevoerd. De meeste incidenten betroffen Nederlandse SS’ers, die zich niet wilden laten ontwapenen door Binnenlandse Strijdkrachten. Het leverde o.a. in Leersum, Driebergen, Amerongen en Amsterdam schietpartijen op, waarbij nog vele doden en gewonden vielen.

Veenendaal als laatste bevrijd

In Elst kwam een op 9 mei een kamp gereed om Duitse militairen op te vangen en te interneren. Het kamp werd gaandeweg ook bevolkt door Nederlandse SS en Oekraiense vrijwilligers uit het Wachbataljon uit Amersfoort.

Overal waren bevrijdingsfeesten en heerste een uitgelaten stemming. Alleen de frontlijn tussen Ede en Veenendaal bleef tot 10 mei intact. Nederlandse vlaggen, die men hier en daar uithing, werden spoedig binnengehaald, omdat de SS het nog voor het zeggen had. Men hanteerde de ‘Sperrzeit’ nog, zodat men ’s avonds na zeven uur binnen moest blijven. Huiszoeking dreigde en patrouillerende soldaten maakten de straten onveilig. Terwijl de definitieve overgave in Nederland op zes mei werd getekend, vloog de Vaartbrug in Veenendaal met een knal de lucht in. Min of meer per ongeluk overigens, het foutje met de springlading kostte twee Duitsers het leven.

Twaalf man van de Binnenlandse Strijdkrachten gingen op 7 mei maar eens poolshoogte nemen en togen richting Veenendaal. Bij de Buursteeg ontmoetten ze echter een aantal wagens met SS’ers van het 83 e Grenadiers Regiment. Er volgde een vuurgevecht, waarbij drie BS’ers sneuvelden. Omdat de SS ook verliezen leed, kreeg de plaatselijke bevolking het nog eens zwaar te verduren. Een dag later arriveerden de eerste geallieerden, maar het leverde slechts schietpartijen en oplopende spanningen op. Toen Major G. Locket 9 mei voor de tweede keer Veenendaal binnenreed, werd hij vergezeld door vier Shermantanks. De plaats moest nog een dag wachten tot de SS zich meldde, die zich in de Ritmeester Sigarenfabriek had verzameld. Spoedig werden ze afgevoerd naar Elst en was Veenendaal bevrijd gebied.

Het einde van de Tweede Wereldoorlog

Zeker 500 Duitsers lieten het leven, tijdens het ruimen van mijnen in Nederland. De meeste anderen werden naar Duitsland gebracht en de Hollandse SS kwam in een kamp terecht te Harskamp. Dat bleef tot in 1946 bestaan, tot ze berecht werden. Voor de geallieerden in Nederland was de oorlog afgelopen. Honderdduizenden genoten van feesten en parades.

De bevrijding van Nederland kostte de geallieerden circa 13.000 gesneuvelden, waarvan het merendeel Britten en Canadezen(10.800). Het totale aantal gesneuvelden aan Duitse zijde zou tussen de 15.000 en 20.000 liggen. Op de Lüneburgerheide werd de capitulatie van de Duitse troepen in Noordwest-Europa 8 mei officieel. Het definitieve einde van de Tweede Wereldoorlog vond plaats op 14 augustus 1945, toen Japan capituleerde.

Het bunkerdrama bij De Klomp

Met de officiële beëindiging van de oorlog was het gevaar voor de Valleibewoners nog niet geweken. Vooral de opgeslagen munitie en landmijnen betekenden levensgevaarlijke bedreigingen voor de teruggekeerde burgers. In de Betuwe, bij Asschat en in De Klomp werd explosief materiaal in Nederlandse en Duitse Bunkers bewaard, voordat ze op een ander plaats vernietigd konden worden. Vaak waren de betonnen onderkomens niet eens afgesloten, omdat de militairen wel vertrouwd waren met het materiaal en er werd geregeld in en uit gelopen door de ruimers van de mijnen. Zoals gezegd ging het zelfs bij deze specialisten regelmatig mis. Bij Asschat (foto rechts) ontploften er mijnen die naast de grote kazemat lagen opgeslagen. Ze sloegen grote gaten in het beton.

Veel ernstiger was het ongeluk in De Klomp op 18 mei 1945. Er stond bij de spoorlijn, ten zuiden van het viaduct een Duitse bunker van de Pantherstellung. Er waren tankmijnen in opgeslagen en ook deze bunker was niet afgesloten, hoewel de gemeenschap van De Klomp daarop had aangedrongen. Twee 18-jarige jongens uit De Klomp zagen drie jongens uit Veenendaal naar de bunker lopen en wilden ze waarschuwen. Het drietal was met wat steentjes naar de bunker aan het gooien, toen de andere twee aankwamen. Op dat moment sprong de bunker totaal uit elkaar. Geen van de vijf overleefde de explosie. Volgens een broer zouden de drie jongens aan de verstelbare mijnen hebben gedraaid. Voor de nabestaanden in deze kleine gemeenschap deed het er niet toe, wat de oorzaak precies was. Vijf jonge levens waren verwoest, zo kort na de bevrijding.

Restanten van de Pantherstellung

Alle graafwerk ten spijt, is er van de Duitse veldstelling uit 1944-1945 vrijwel niets meer terug te vinden. Alleen het beton van de Duitse Bunker, type R703, getuigt nog van deze bijzondere periode van de Grebbelinie. Er resteren nog twaalf van deze geschutsbunkers, zoals het verzet ze noemde. Acht ervan vinden we in de Grebbelinie, de overige vier liggen op het afwijkende Duitse traject bij Nijkerk en Harselo. Omdat de bunkers te groot zijn om te negeren, hebben de Nijkerkse grondeigenaars een bestemming gezocht voor deze betonnen reuzen. Ze doen inmiddels dienst als tuinhuisje, kraamkamer voor schapen en materiaalhok van een manege. De toekomst van deze bunkers is onzeker. Na de oorlog werd een groot aantal vernietigd. Om de bouw van een kerkje(!)mogelijk te maken(Nijkerk), om een garage te bouwen(Hoevelaken), of voor stadsuitbreiding(Amersfoort) werden Duitse bunkers opgeruimd. Ook de resterende exemplaren hebben het moeten opnemen tegen de sloop.

R703 langs de A12In 2004 werd nog een bunker opgeruimd bij de Arkervaart te Nijkerk. De verzonken bunker bij Emmikhuizen en de scheuren in het beton bij Buursteeg getuigen van andere pogingen tot opruiming. En ze zijn nog niet veilig. Zo liggen er twee langs een mogelijk te verbreden spoorlijn (Nijkerk en Emmikhuizen) Het formaat van de bunker maakt het moeilijker het verdedigingswerk een paar meter te verschuiven, zoals bij kleinere Nederlandse kazematten wel wordt gedaan.

Waar de Grebbelinie bij de verbreding van de A12 een dwangpunt heet, waar rekening mee gehouden dient te worden, is de status van deze solitaire bunkers onduidelijk. Het belangrijkste gevaar schuilt misschien wel in de onbekendheid van de Pantherstellung. Wellicht heeft de uitgevoerde inventarisatie in de Grebbelinie een positief effect op de besluitvorming in de Vallei, zodat ook deze periode in de Grebbelinie niet vergeten wordt. In 2007 werd nog een restant gevonden en gesloopt van een R 703 langs de A12.