In 1745 werd niet alleen de Grebbeliniedijk aangelegd, maar ook zeven keerkades, waaronder de Lambalgerkeerkade. Omdat men aanvankelijk dacht dat de inundatie wel zou slagen zonder een kade in De Groep was de kade in Scherpenzeel tijdelijk komkering van de tweede kom. Deze Lambalgerkom bleek tijdens de eerste inundatie in 1794 toch niet zonder extra kade te kunnen functioneren. Grote delen van het gebied bleven droog.

Kade in Gelderland

Het tracé van de Grebbelinie werd in 1745 vooral bepaald door de loop van de vele beken die de inundatiekommen konden (bij-) vullen in oorlogstijd. De beek moest natuurlijk zoveel mogelijk aan de zijde van vijand liggen om te kunnen profiteren van de waterhindernis en de wateraanvoer. Hier werd slechts in enkele gevallen van afgeweken, zoals bij de Heiligenbergerbeek bij Leusden en de Vlierbeek bij Amersfoort.

Een andere factor was de aanwezigheid van hoge gronden. Deze dekzandruggen betekenden in veel gevallen accessen (toegangswegen) in de linie. Door de gronden te benutten als keerkade kon het gebied zich in ieder geval in dat opzicht ‘nuttig maken’ en tevens gecontroleerd worden door noodvoorzieningen en verdedigingswerken.

Noodvoorzieningen waren voorbereide hindernissen als sloten en (in 1940) antitankgrachten. Bij Lambalgen was een dergelijk hooggelegen gebied, dat ook vanwege de samenvloeiing van Broekersloot (gegraven in 1647) en Lunterse Beek een geschikte plaats leek voor een keerkade.

Of de kade wel geschikt was voor de gehele kom tussen Lambalgen en Slaperdijk wist men niet. Men overwoog een proefinundatie, maar na de vrede van Aken in 1748 zag men daar vanaf. Tijdens de inundatie bleek een nieuwe kade bij de Groep (Groeperkade) toch zeer gewenst. Tijdens de inundatie bleken grote terreinstroken niet goed geïnundeerd te kunnen worden, vanwege de hoogteverschillen die men onderschat had.

Om de kade te verdedigen werd een stenen toren gebouwd, een zogenaamde Spaanse Redoute. In 1793 pakte men het nog voortvarender aan, toen men een aanval van het Franse leger verwachtte. Op de plaats waar kade en liniedijk elkaar ontmoetten werd de Post van Lambalgen gevormd, waar kanonnen konden worden opgesteld.

Halverwege de negentiende eeuw werden grenspalen geplaatst langs de kade, om daarmee de militaire gronden af te bakenen. De Stichting Grebbelinie heeft slechts één grenspaal kunnen terugvinden, de ‘O 117’.

De kade leek in 1865 afgegraven te worden, toen men koos voor de verkeersweg tussen Scherpenzeel en Renswoude als nieuwe komkering. De sluis werd afgebroken en bij de Pothbrug kwam een nieuwe sluis met een heel klein stukje keerkade. Men vond het in de 19e eeuw echter niet de moeite waard om nog energie te steken in de kade en zo lag de dijk er tijdens de Meidagen van 1940 nog steeds. De kade werd nu verdedigd door het 15e Regiment Infanterie dat zich verschanste in loopgraven en in een kazemat voor zware mitrailleur. In de Meidagen deed het Duitse leger een grote aanval op het gebied, maar deze aanval werd succesvol afgeslagen door het Nederlandse leger.

Vanaf 2005 zijn werkzaamheden uitgevoerd om grote delen van het gebied weer terug te brengen in oude staat. Zo werd in 2005 een ontbrekend stuk van de Lambalgerkeerkade opnieuw aangelegd. Dankzij attent optreden van de gemeente Scherpenzeel kon dit Gelderse deel van de linie worden meegenomen in de voordracht tot Rijksmonument.